Burgerlijk Wetboek Boek 1
Artikel 461
1
De taak van de mentor eindigt:
a
bij het einde van het mentorschap;
b
door tijdsverloop, indien hij voor een bepaalde tijd was benoemd;
c
door zijn dood;
d
door zijn ondercuratelestelling of door instelling van een mentorschap te zijnen behoeve;
e
door ontslag dat hem door de kantonrechter met ingang van een door deze bepaalde dag wordt verleend.
2
Het ontslag wordt hem verleend hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden, zulks op verzoek van de betrokkene, het openbaar ministerie of ambtshalve. Hangende het onderzoek kan de kantonrechter voorlopige voorzieningen in het mentorschap treffen en de mentor schorsen.
3
Een gewezen mentor blijft verplicht al datgene te doen, wat niet zonder nadeel voor de betrokkene kan worden uitgesteld, totdat wederom een persoon bevoegd is ten aanzien van de aangelegenheden bedoeld in artikel 453, eerste lid, van dit boek. In de gevallen genoemd in het eerste lid, onder d, rust deze verplichting op diens curator of mentor, indien deze van het mentorschap kennisdraagt.
4
Artikel 384 van dit boek is van overeenkomstige toepassing.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.